De schone schijn van een slachtfabriek
De clusteruitbraak van coronabesmettingen bij slachtfabriek Vion in Boxtel is het zoveelste bewijs dat slacht geen toekomst heeft. Wat is er mis daarbinnen? ‘De slacht is zo’n vreselijk mooi proces.’
(Opiniestuk in Het Brabants Dagblad, maart 2021)
Coronaregels gelden niet voor Vion. Aan elke lopende band worden werknemers beschermd, niet aan de slachtband. Vorig jaar raakte één op de drie werknemers besmet, nu testen weer honderd mensen positief. Het kabinet grijpt niet in. De inspectie ziet geen onregelmatigheden. Alsof stekers en uitbeners mondkapjes onder de kin dragen en te dicht op elkaar staan als een inspecteur meekijkt. Of heeft de grootste slachtfabriek van West-Europa, eigendom van veeboeren, een streepje voor? Zijn varkensoren voor China belangrijker dan volksgezondheid?
In 2020 verdubbelde Vion de winst, maar als je het social responsibilty reportleest, vergeet je even dat alleen al door Vion 14,8 miljoen varkens per jaar worden vergast en 820.000 koeien een kopschot krijgen. Dat mensenrechten worden geschonden bij de inhuur van uitgebuite, als varkens behuisde werknemers. Nee hoor, Vion staat middenin de maatschappij. Het legt zichzelf zeventien duurzame doelen op. Voedselveiligheid, werkcondities, dierenwelzijn. Of ze zijn behaald, wordt niet vermeld. Maar toch, een voorbeeld voor de sector. Ze werkt nu aan een ‘innovatief camerasysteem’, goedgekeurd door nota bene de Dierenbescherming. Het registreert of een varken ‘achterblijft’. Bedoeld wordt: zijn bij de afvoer richting de gasput harde gilgeluiden te horen? Dan hoeft men alleen maar even terug te kijken. Is er te hard geslagen? Bewogen ze na de vergassing nog, hoeveel beesten spartelden vandaag in kokend water? En wat zijn dan de consequenties? Gaat bij elk gemarteld dier een euro af van het miljoenensalaris en de miljoenenbonussen van het bestuur van Vion? En waarom mag eigenlijk de inspectie de beelden niet zien?
Waarom krijg ik van deze schone schijn puistjes?
Twee keer bezocht ik de fabriek. In 2014 en 2017 was me een bezoek aan het varkensparadijs beloofd. Beide keren werd, toen ik me aan de balie meldde, toevallig net het productieproces ‘geoptimaliseerd’. Het kwam toch niet uit. Wel mocht ik de communicatiebaas spreken. Ik publiceerde beide interviews in vakblad Communicatie. Nu ik ze teruglees, vertellen ze iets over dat andere proces achter de muren van Vion. Niet wat ze daar doen, maar hoe ze daar denken.
In 2014 deed Marc van der Lee de communicatie. Liefhebber van vlees, trots op de slacht. ‘Zo’n vreselijk mooi proces. Je moet het gezien hebben.’ Ik zei dat er wat mis scheen te zijn met dat proces. Poep op vlees, gewoon varkensvlees verkocht als biologisch, stukjes plastic en botsplinters in producten. Incidenten, volgens hem. ‘We hebben het over een voedingsmiddel. Iets dat je in je mond steekt. Intiemer bestaat niet, hè? Dat moet kloppen. Ons proces is daar de beste garantie voor.’ En de verhalen over de onveilige werksfeer? ‘Van mensen met wrok. Dit is geen praatgroepje, daar zijn de marges te smal voor.’
Als hij zo trots was op het proces, waarom hing hij dan geen camera’s in de varkensgondels die in de gasputten zakken, twaalf meter diep? ‘Omdat je geen ruk ziet. Het is er aardedonker. En dan nog: wat ga jij daar nou uit afleiden? Dat wij slecht bezig zijn? No way. Want jij hebt er geen verstand van. Zonder mijn uitleg zie jij alleen iets spartelen. Ach, kijk nou toch, zo zielig.’
Dus ik moest het zien, maar ik zag geen ruk. Ik zag alleen een bedrijf in het defensief dat voor de aanval koos. Passief agressief. Het tegenstrijdig redeneren dat je alleen hoort in de vleesindustrie, dommig en alwetend tegelijk. Oprechte hypocrisie. De mensen willen vlees eten. Leveren wij het niet? Een ander wel. Van (nog) slechtere kwaliteit.
Drie jaar later was Van der Lee ingeruild voor Nancy Aschman. Ze hoefde niet meer zo nodig elke dag vlees te eten. Haar ‘trots’ was het eerste, sociale jaarverslag. ‘De beginbijbel. We willen voorop lopen.’ Vion plaatste zelfs een half openhartig filmpje van het slachtproces op de website, waarbij de vergassing stiekem was weggelaten. Het veranderde niets aan de verhalen die klokkenluiders vertelden. Intimiderende werkcultuur, de lopende band te snel, de stroomstok voor onwillige varkens, inspecteurs die om de tuin werden geleid.
Ik vroeg of ze het droog hield bij de beelden van de gasput. Ze zei: ‘Ik vind je emotioneel voor een journalist.’ Ik schreef het op. Ze eiste dat deze passage eruit ging. Ze kon het ‘intern niet verantwoorden’.
Ook die dag zat er geen bezoekje aan het paradijs in.
Na de oprechte hypocrisie van 2014 was het nu omgekeerd.
Hypocriete openhartigheid.
Transparantie zolang het uitkomt. Ik weet niet wat erger is. Of misschien komt het op hetzelfde neer, want achter alle woorden gaat nog steeds hetzelfde proces schuil. De productie van 14,8 miljoen plus 820.000 eenheden angst en pijn. Ik zie een Vion dat niet meer zo zeker is van haar zaak. De mond nog vol over de procesgang, maar als procesmanager van de ellende van dier en mens begint Vion aan te voelen dat je beter je mond kunt houden over hoe vreselijk mooi dat proces is. Zolang die twee keer 14,8 miljoen varkensoren maar de deur uitgaan.
