Waarom ik Pels schreef en waarom het pijn deed
Op de voorkant van Pels, mijn debuutroman, slaapt een vos. Maar de tragische hoofdrol is weggelegd voor een ander dier. De nerts, een soort ottertje, met een intens zachte vacht. In Nederland is het houden van vossen verboden en het fokken van nertsen sinds kort eindelijk ook. Om in 2018 toch onderzoek te kunnen doen voor mijn boek, over de mens die dieren houdt, kon ik terecht bij een toenmalige ‘voorbeeldfokkerij’ in Ederveen.
Lange stallen, eindeloze rijen kooien. Een voor een kwamen de dieren uit de hoekjes van hun kooien tevoorschijn. Nieuwsgierig kwamen ze voor het gaas staan. Dit was geen dierentuin. Mijn oog streek langs rijen kleine gevangenen, veroordeeld om van geboorte tot hun dood rondjes om hun as te draaien, op een klein stukje gaas. Ik had me ingelezen over de bontindustrie, ik had undercoverfilms gezien. Ik had tegen dit bezoek opgezien, maar ik moest dit van mezelf doen. En nu wist ik me even geen raad meer. Ik stond aan de grond genageld. Want zij staarden me maar aan, vanuit een diepte, een ruimte waar de kooi niets aan af deed. Alsof zij vrij waren, en niet ik. Wat deed ik hier? Ik had gedacht vrij om hun wereldje heen te kunnen bewegen. Ik had gedacht dat ik, in tegenstelling tot een nerts, over mijn aanwezigheid op een plek als deze kon nadenken. Maar wat ik zag maakte me sprakeloos.
Ik was een dier dat dacht geen dier te zijn, ik dacht dat ik kon nadenken over mijn situatie, over hun situatie, over onze relatie, maar de waarheid is dat ik daar in Ederveen tot geen enkele gedachte kwam. Ik voelde wel dingen. Medelijden. Verdriet. Onmacht. Maar ik dacht: wat hebben deze dieren aan mijn medelijden? Aan iemand die een boek schrijft? Was het niet veel beter om me los te maken van de fokker, mijn belegeider, en dan zoveel mogelijk kooien open te zetten en de dieren de velden in te jagen? Daar hadden ze tenminste echt wat aan.
Sorry dieren, het is een boek geworden. Een boek over jongens die het doen. Bevrijders. Radicale dierenactivisten. Geen demonstranten, geen petitieondertekenaars. Geen toetsenbordactivisten zoals ik, maar helden. Ze wachten niet af, doen echt iets voor weerloze dieren in ellendige situaties en offeren zich op. Ik wilde een boek schrijven over hoe mensen omgaan met dieren en hoe dit mensen uit elkaar drijft. Ik begon met een grote achterstand, want juist taal, woorden delen we niet met dieren. Maar juist in taal moest ik het verwoorden, moest ik een brug slaan, om te laten zien waarom het ons niet lukt een brug te slaan naar dieren en naar andersdenkenden. Waarom het ons niet lukt om dieren als onze gelijke te beschouwen, waarom het ons niet lukt om dieren niet meer te misbruiken en niet meer op te sluiten en ze allemaal het leven te geven dat ze verdienen. Het lukt ons niet.
Ook de zachtmoedigen onder ons niet. Ook de vader in het boek lukt het niet, een nertsenfokker, die zijn dieren binnen de grenzen van wat een fokkerij te bieden heeft goed probeert te verzorgen. En de zoon, die dieren bevrijdt? Lukt het hem om een brug te slaan? Soms vindt hij opvangadressen voor bevrijde dieren, maar net zo makkelijk zet hij zo maar kooien open, waarna de dieren het zelf mogen uitzoeken. Dieren in paniek, worden weer terug gevangen, verkommeren, richten schade aan of worden overreden. En is dierenwelzijn in het buitenland niet veel slechter geregeld? Maar ja, wat moet hij dan? Beter als dier een dag in vrijheid geleefd en dan klap-bam onder een auto, zo redeneert de zoon, dan zeven maanden doffe ellende. Maar waar, o waar laat hij de miljoenen en miljoenen opgesloten nertsen en de miljarden andere opgesloten dieren op deze planeet, die hij het liefst allemaal de vrijheid zou geven? De onmacht die de zoon voelt, dat is ook wat ik voel.
Ik ben zo iemand die al die akelige undercoverfilmpjes in varkensstallen en kippenstallen en rundslachterijen niet ongezien voorbij kan laten gaan. Ik moet er van mezelf op klikken. Kijken, totdat de tranen in mijn ogen staan. Ik deel ze op social media. Van de paar duizend vrienden die ik daar heb, krijg ik vijf duimpjes. Geen duimpjes, huilende smiley’s natuurlijk. Al die andere Facebook-vrienden hebben me al geblokt of stilletjes ontvriend. Die Siebelink, die wordt steeds radicaler he… eerst eet hij geen vlees meer, dan geen vis, geen eieren, geen melk. En nu die eindeloze stroom ellende uit stallen die hij doorstuurt. Geen lol meer mee te beleven, die jongen.
Waarom doe ik mezelf dit aan? Wat is de betekenis? Het komt erop neer dat ik me schuldig voel. Ik ben bijna twintig jaar vegetariër en sinds een paar jaar praktisch veganist, maar in de eerste dertig jaar van mijn leven heb ik half bewusteloos over deze planeet rondgelopen. Als een hebberige, hongerige, domme consument. Ik at niet alleen goedkoop vlees, ik droeg ook jassen met bontkragen van wasbeerhond. En nu weet ik in welke hel de wasbeerhond wordt grootgebracht, maar het duurde lang, te lang voordat mijn ogen opengingen. En dat terwijl ik altijd liefde voor dieren heb gevoeld. Waar was ik mee bezig? Wat betekent liefde voor dieren eigenlijk? Betekent het dat ik ze niet meer opeet, dat ik hun vacht niet meer draag? Of is dat niet genoeg om goed te maken wat ik goed te maken heb? Ben ik ertoe veroordeeld om de rest van mijn leven om op nare filmpjes met dierenleed te klikken en door te sturen?
Of kan ik iets concreets doen? Waarom trek ik geen bivakmuts over mijn hoofd en knip ik hekken open en geef ik de dieren echt iets, zoals de jongens en meisjes die ik voor dit boek sprak dat gewoon deden? Kijk mij nou. Ik was jong en leefde een gemakkelijk leventje, ik voelde niet de behoefte om ergens voor te strijden. Ik was leeg en ik had dat niet van mezelf door. En nu, als malle, grijze vijftiger, moet ik ineens de barricade op. Waarom toch? Bewustzijn over hoe we omgaan met planeet en dier? Het gevoel dat er iets moet worden rechtgezet? Mengt zich dat met mijn behoefte aan avontuur, de kick, het laatste beetje testosteron dat ik nog in me heb? Ik was ook gewoon benieuwd. Want stel dat mijn leven heel anders was gelopen? Mijn boek is een fantasie over mezelf. Een experiment met mezelf.
Wat als ik niet zo’n laatbloeier was geweest? Wat als ik niet braaf had gedaan wat mijn ouders voorstelden, wat als ik niet netjes economie in Rotterdam had gestudeerd, maar in een kraakpand in Amsterdam was gaan wonen en in contact was gekomen met jongens en meisjes van het Dierenbevrijdingsfront? Ik weet een ding zeker: ik ben een pleaser, ik ben makkelijk manipuleerbaar door mijn omgeving. Dus zo voorspoedig als ik mijn studie economie afrondde en netjes ben gaan solliciteren en geld ging verdienen om het op te maken aan mezelf – voor hetzelfde geld had ik die bivakmuts over mijn hoofd getrokken. Zo is het niet gaan. Maar het had wel zo kunnen gaan. Daar moet ik me maar aan vasthouden. Ik had van begin af aan iemand kunnen zijn die niet nam, maar iemand die gaf. Ik bedacht Theun, zoon van een pelsdierfokker.
Theun is ook een pleaser, hij doet wat zijn vader zegt, totdat, mede dankzij zijn buurvriendje, scheurtjes in zijn wereldbeeld komen. Samen beginnen de twee dieren te bevrijden. Eerst op fokkerijen elders, en wat hij daar doet is al snel verslavend. Het openzetten van kooien geeft hem steeds weer een onbeschrijflijk gevoel, vooral wanneer hij in het licht van zijn mijnwerkerslamp aan zijn voorhoofd al die dieren voor zich uit het vrije veld in ziet hupsen. Dan trekt er een warme gloed door hem heen, de gloed van goed doen. Vanaf de eerste nacht kan hij al niet meer zonder. Elke operatie opnieuw is het raak en al dagen van te voren komt hij in een roes gerecht. Hij vergeet soms waarom ze het eigenlijk doen, ze doen het natuurlijk om hun vrijheid, maar alleen al de aanloop naar een operatie, de voorbereiding, brengt hem in een vlucht. Totdat ze zich op de terreinen van hun vaders wagen. Dan ontaardt hun samenwerking in een stille strijd om de zuiverheid van gevoelens.
Want wat maakt het voor Theun uit, het voelen van grenzeloze compassie voor dieren, behalve dan dat hij er de compassie met zichzelf mee uitdrukt, zichzelf wil bevrijden van zijn schuldgevoelens? Kan hij de verlichte staat van zijn vriend bereiken, van alleen maar geven? Kennelijk heeft Theun een reden nodig. Simpelweg een gat in een hek knippen en de vrijheid gunnen aan onschuldige wezens, gewoon rechtvaardig handelen, is niet iets dat op zichzelf kan staan. Hij is een mens. Een mens met een motief. Het moet ergens vandaan komen. Het is hem duidelijk dat het uit een gat in het hek van zijn ouders moet komen. Dus het is maar een boek geworden. Sorry, dieren. Sorry, nertsen, sorry vossen. Tegenover jullie gescharrel achter gaas kan ik niets anders zetten dan het scharrelen van mensen, het schooien met vage gevoelens van schuld. Tegenover jullie weerloosheid zet ik de hopeloosheid van mensen.