Landbouwakkoord & Wet dieren
Het dier niet op, maar aan tafel
Na het mislukte landbouwakkoord moddert de politiek verder over duurzame landbouw, terwijl één partij nog altijd niet mag meepraten: het landbouwdier zelf. Het wérkelijk wegdenken van het dier uit onze voedselvoorziening is de enige, echte weg uit de problematiek. (Opiniestuk, Dagblad van het Noorden)
door Jeroen Siebelink
Halverwege het debat ‘dierwaardige veehouderij’ van donderdag 15 juni jl. koelt landbouwminister Piet Adema zijn frustratie op de knop van zijn microfoon.
‘Verwijt mij niet dat ik niks doe!’ bijt de doorgaans gemoedelijke man Eva Akerboom van de Partij voor de Dieren toe.
Het commissiedebat vindt plaats in de schaduw van het grote debat, twee weken later, over het hopeloos mislukte landbouwakkoord. Het draait om een revolutionaire, alweer twee jaar oude, door de Tweede en de Eerste Kamer aangenomen wijziging van de Wet dieren. Landbouwdieren mogen niet langer door mishandelingen worden aangepast aan stallen; stallen moeten worden aangepast aan dieren. Alle varkens mogen – mét hun krulstaartje – buiten wroeten. Alle kippen mogen – mét het puntje van hun snavel – een stofbad in de zon. Geen idealistisch idee van de Partij voor de Dieren, maar een eenentwintig jaar oude belofte van de regering, die Adema weigert uit te voeren. In plaats hiervan wil hij dat de boer de dierenwelzijnsproblemen oplost. Zelf bepaalt wat ‘dierwaardig’ is. En nog tot 2040 de tijd krijgt om dit convenant uit te voeren.
Een ondemocratisch unicum in de geschiedenis van het parlement, maar zo wil de minister voorkomen dat op 1 juli 2024 de wet in werking treedt en veehouders 75.000 dierenloodsen alleen nog kunnen gebruiken als caravanstalling.
‘Niks 2040,’ zegt Akerboom. ‘Nu. Dieren hebben lang genoeg gewacht.’
‘Dat is te makkelijk.’ Steeds ruwer duwt hij de knop in. ‘Boeren hebben net nog nieuwe stallen neergezet, dat zou kapitaalvernietiging zijn!’
‘Daar hebben ze dan zelf voor gekozen.’
Met criminoloog en dierenrechtenactivist Roel Binnendijk schreef ik onlangs Onder de beesten, een boek over het leven van dieren in de vee-industrie. Roel ging in drie jaar tijd undercover en legde met een verborgen camera een aaneenschakeling van misstanden vast in stallen, op transport en in het slachthuis. Wat blijkt? In een veestal staat alles al in het teken van problemen oplossen. Werpen zeugen meer biggen dan ze spenen hebben? Sla de zwakste dood. Pletten zeugen biggen? Klem ze vast in kraamkooien. Bijten biggen in de strijd om een tepel? Tandcorrecties. Kauwen ze uit frustratie op staartjes? Amputeren. Breken de poten bij het vangen van eenden? Niet meer mee voetballen. Leggen leghennen als gevolg van doorfok in anderhalf jaar tijd 350 eieren en lijdt dit tot pijnlijke verstoppingen en ontstekingen? Laat ze creperen.
Oplossingen die de industrie er niet toe aanzet om eens na te denken waar we mee bezig zijn, maar het dier nog meer aan de stal aanpast. Om het nog verder door te fokken en te veranderen in een kant- en klare worst op pootjes. Wanneer de stal het vereist, moet ook het rechterpootje eraf. Dan het linkerpootje.
In de Kamercommissie is men het roerend eens: dit kan zo niet langer. Dieren moeten naar hun natuurlijke behoeftes kunnen leven. Toch staat men het de minister toe de kristalheldere wetswijziging in te ruilen voor een vage, pas in oktober te verwachten concept-deal met de sector. Aan tafel bij dit convenant zitten kippenboeren, melkveehouders, kalvermesters, varkenshouders, supermarkten en de Dierenbescherming, die kans ziet om het marktaandeel van haar eigen één-sterrenvlees te vergroten. Aan tafel geen wetenschappers, geen kinderen, geen van de jaarlijks 660 miljoen opgesloten dieren.
Ook aan de stalbranden en hittetransporten komt de minister voorlopig niet toe. Hij wacht nog op een ‘impactanalyse’ van de sector.
Wel belooft de minister een manifest van de Dierencoalitie ter harte te nemen. Aanbevelingen hoe, daar komt hij weer, dieren ‘dierwaardig’ kunnen worden gehouden. Laura Bromet van GroenLinks merkt op dat haar kippen het liefst in de bomen zitten. Ze kan er niets over terugvinden in het manifest.
Roel en ik wonen het debat bij. Het is hallucinant.
Aan de ene kant een man die aan het hoofd staat van een departement dat de belangen van een reactionaire wereld behartigt, waarbij een dier niets waard is, maar die uitspreekt dat hij ‘omziet naar dierwaardigheid’. ‘Het liefst stel ik geen regels. Dit zou uit de sector zelf moeten komen.’ In de hoek van de regering nog altijd geen teken van leiderschap. Of visie. Of mededogen. Of zoiets.
Aan de andere kant volksvertegenwoordigers, die allemaal een ei willen leggen. Caroline van der Plas van de BBB is al na vijf minuten vertrokken, ze schat in dat haar kiezers niet zoveel geven om dierwaardigheid en het coronadebat en de woede over de avondklok in de plenaire zaal belangrijker vinden. Als ze weg is, steelt Thom van Campen van de VVD haar puntje van ‘dierextremisten’ en ‘al die stalbezettingen’. Wanneer doet de minister daar eens wat aan? De minister schrijft driftig knikkend mee met de wensen van Van Campen. Bromet wijst er fijntjes op dat de afgelopen vier jaar precies nul stalbezettingen hebben plaatsgevonden.
Verder wordt er veel gelachen. Het CDA kan het opvallend goed vinden met de SP. Genoeg gepraat over dierwaardigheid, we gaan met deze minister eindelijk stappen maken! Is van dierwaardigheid eigenlijk een verdienmodel voor onze boeren te maken? Tjeerd de Groot van D66 wijst erop dat onze eieren misschien ooit allemaal vrije uitloop zijn, maar hoe zit dit met eierkoeken? Met daarin dubieuze eieren uit het buitenland? Wat doen we met goedkope import? Precies, er moet wel een level playing field zijn!
Als je ze hoort praten, lijkt het alsof Nederland aan de vooravond staat van een radicale omslag naar honderd procent biologische landbouw. Overmorgen wentelen alle varkens zich in de modder in de zon. Wel eerst even allemaal insmeren met zonnebrand factor vijftig, want met hun roze, vrijwel haarloze vel zijn ze zo ver doorgefokt dat ze al na een half uur levend zouden verbranden.
Er valt in bijna vier uur tijd geen woord over het eigenlijke probleem. Het probleem dat de ware oplossing al in zich draagt. Hoe ‘dierwaardig’ je een dier ook houdt, zolang veevoederbedrijven, banken en veehouders geld mogen verdienen aan dieren, zullen ze altijd iets afdoen aan de waardigheid van dieren. Ook een biologische koe die haar kalfjes heeft mogen behouden wil niet al na vijf jaar de veewagen en de slachtstraat worden ingeslagen. Zolang wij dieren willen eten en drinken, heeft het geen zin om te praten over duurzame landbouw.
Terwijl een voorhoede weet dat het anders kan en met een plantaardige eiwittransitie probeert het dier te verlossen uit de keten, leunt een machtige achterhoede van agro-industriëlen en hun zegslieden in de politiek achterover, om nog even in de jaren vijftig van de vorige eeuw te vertoeven. Kwalijke nostalgie. Maar als we dan toch zo graag terug in de tijd gaan: wat als we eens helemaal opnieuw beginnen? Wat als we met de kennis die we nu hebben over alle schadelijke gevolgen van dierlijke productie onze voedselvoorziening opnieuw uitvinden? Dan hebben we helemaal geen landbouwakkoord meer nodig. En ook geen convenant. Dan bouwen we stallen en slachthuizen om tot plantaardige eiwitfabrieken, om ons te voorzien van lekkere, gezonde, klimaatneutrale, onschadelijke, dierwaardige eierkoeken – zonder ei.
