Zombieland
Op het Museumplein in Amsterdam, aan de vooravond van de Provinciale Verkiezingen op 15 maart 2023, bij de afsluiting van de campagne van de Partij voor de Dieren, hield ik op verzoek van de partij een speech.
Ze vroegen of ik een boek wilde schrijven. Ik zei: waarover? Een boek over een probleempje, zeiden ze. Een probleempje dat moet worden opgelost. Heeft het boek ook personages? vroeg ik. Jawel, zeiden ze. En een spannend plot?
Hoewel het probleempje eenvoudig kon worden opgelost, stuitten de personages op veel tegenstand. Stapje voor stapje kwamen ze dichterbij de oplossing, maar het was nog de vraag of het ze ooit zou lukken het probleempje uit de wereld te helpen.
Leuk! zei ik. Over welk probleempje hebben we het precies? Gewoon, zeiden ze. Egoïsme. De drang om alles wat mooi is kapot te maken. Om alles wat niet voor zichzelf kan opkomen, te onderwerpen en te vernietigen. O, zei ik, een horrorboek! Een boek over zombies? Over een wetteloze wereld, waar alles wat kwetsbaar is niet wordt beschermd, maar wordt aangevallen. Een wereld waar de zon is ondergegaan en waarin de mensen zijn veranderd in levende lijken, uitgehongerde, vleesetende vampiers, die elke dag de straten opwandelen en winkels in en uit lopen. Onverzadigbaar overspoelen ze het land, Zombieland, vol gele weilanden en grijze dierenloodsen, hopen mest en verziekte rivieren vol dode vissen. Het land met de meeste, lijdende dieren per vierkante meter ter wereld. Zombies zwalken door het laatste beetje natuur, slaapwandelen de kale bossen in, om wat daar nog op hoefjes en klauwtjes rond huppelt af te knallen en op te eten…
Jeroen, stop! zeiden ze. Het moet wel een optimistisch boek worden, hoor! Een boek over een paar mensen die nog wél nadachten. Mensen die wilden redden wat er te redden viel. Dat probeerden deze mensen al wel langer, door te demonstreren en petities aan te bieden, bij regering en parlement, die zich uit angst voor de zombies hadden teruggetrokken in een laatste bolwerkje van de macht. Maar dat demonstreren, dat schoot niet zo op. Dus op een goede dag besloot het groepje het helemaal anders aan te pakken. Ze richtten een politieke partij op en trokken op naar Den Haag. Om tussen politieke partijen, die opkwamen voor stemvee, het geluid van stemloos vee te laten horen. Zou het ze lukken de zombies wakker te schudden?
Ik wist meteen: dit boek schrijft zichzelf. Het begon op een dag in oktober in het jaar 2002, op de Derde Oosterparkstraat in Amsterdam Oost. Op de eerste verdieping van het kantoor van Bont voor Dieren keken een paar mensen elkaar aan. Mensen die opkwamen voor pelsdieren. Voor nertsen en vossen, dieren die volgens de wet een zogeheten ‘eigen waarde’ hadden. Dieren die het recht hadden op een leven zoals ze dat zelf graag zouden willen leiden. Helaas zorgde één bijzinnetje in de wet ervoor dat deze dieren niets merkten van die eigen waarde. Zolang het ‘een redelijk doel’ diende, zolang een dier ook een ‘economische waarde‘ had, mochten wij doen met dieren wat er in ons opkwam. Inkopen, opslaan, insemineren, vermeerderen tot bulk, exploiteren, tewerkstellen, kunstjes laten doen, uitknijpen, uit elkaar halen, de onderdelen los verkopen en aan de capuchon van een lelijke jas vastnaaien.
Op dat moment in de tijd hielden nog honderden bontfokkers miljoenen pelsdieren in krappe kooitjes vast en verdienden hier jaarlijks honderden miljoenen mee. Aan de Derde Oosterparkstraat kon men ‘het redelijk doel’ hiervan maar niet ontdekken. Of van het houden van kippen, van koeien en van varkens. Of van proefdieren. Of van dieren in het circus en het dolfinarium en in levende kerststalletjes. Of van het hengelen op vissen en van het jagen op wilde dieren. Van het uitbuiten van dier en natuur, die van zichzelf al zo mooi in elkaar zaten en helemaal geen mensen nodig hadden.
Het was de hoogste tijd voor de Partij voor de Niet-Mensen. Een partij die niet egoïsme van mensen als uitgangspunt had, maar mededogen. Al na vier, in het jaar 2006, lukte het de partij het centrum van de macht te bereiken. Het avontuur kon beginnen en de partij zag zich meteen voor een nieuw probleem gesteld. Want hoe deed je dat, in de politiek aandacht vragen voor niet-mensen? Hoe kreeg je niet-mensen op de agenda van media en politiek en hoe hield je ze daar?
Als media en politici zelf ook massaal bleken te zijn veranderd in hersendode zombies? Wat als op de eerste dag de Partij voor de Zombies stiekem je fractiekamer insluipt, en broodkruimels strooit en muizenvallen zet, omdat jij toch zo van dieren houdt?
Wat als zelfs het laatste deel van het land dat nog helder lijkt na te denken, de journalistiek en de intelligentsia, jou niet alleen negeert of uitlacht, maar jou graag ziet mislukken? Wat als zelfs een vooraanstaand boekenschrijver pleit voor een ‘Partij voor de Dingen’? Een partij die opkomt voor bedreigde postbussen en stoeptegels, omdat dingen veel slechter af zijn dan dieren?
Kwam je op voor niet-mensen? Dan hield je niet van mensen. Dan was je een soortverrader. De rechten van ons mensen kwamen ernstig in gevaar als een partij opkwam voor de rechten van een andere soort. Niet de zombies waren een bedreiging. De Partij voor de Niet-Mensen was dat.
Geen goed boek zonder tegenstrevers. Geen goed boek zonder tegenslag en tegenwerking. Hoofdpersonen slagen meestal pas aan het einde. In de betere boeken slaagt de hoofdpersoon zelfs helemaal niet, ook niet op het einde. Boekenlezers zijn net als zombies, ze houden van de mislukking, en van de ondergang. Ik ook, als lezer. Ik geloof niet in zij leefden nog lang en gelukkig.
Maar als schrijver van dit boek zit ik er net anders in. Ik geloof in het slagen van dit avontuur. Vijftien jaar nadat de Partij voor de Niet-Mensen de Tweede Kamer bereikte, kregen ze het al voor elkaar dat de wet radicaal werd aangepast en de rechten van honderden miljoenen dieren in de veehouderij werden vastgelegd. Vanaf dit jaar al mogen dieren niet meer worden aangepast aan de huisvesting die de egoïst voor ze heeft bedacht, maar moet de huisvesting worden aangepast aan dieren. Diverse Zombiepartijen stemden mee.
En dit is nog maar het begin. We zitten nu middenin het verhaal.
Vandaag de dag zitten wij lezers op het puntje van onze stoel, in de hoop dat de Partij voor de Niet-Mensen de wereld gaat redden van de klimaatcrisis, de biodiversiteitscrisis en de natuurcrisis.
Ook hier in Noord-Zombieland doen we dat. We redden het land uit de klauwen van Tata Steel en uit de klauwen van Schiphol. Uit de klauwen van mega-pluimveehouderijen en mega-melkveehouderijen. Hoe hard de Zombies ook lachen, wij redden de wereld.
Voor mijn boek interviewde ik veel mensen. Mensen die voor de partij actief zijn in de landelijke politiek, in een gemeente, een provincie of een waterschap. Ik had eigenlijk maar één vraag voor ze. Hoe doen jullie dit? Hoe houden jullie het vol in zo’n onverschillige, vijandige omgeving?
Allemaal keken ze me vrolijk aan. Gewoon, zeiden ze. Door niet onverschillig te worden. Door niet vijandig te doen. Door te blijven lachen. Door niet te worden zoals zij. Door ze niet te bestrijden, maar te inspireren. Door ze bewust te maken van het probleempje. Door het goede voorbeeld te geven, want goed voorbeeld doet volgen.
Dit klinkt misschien niet als heel avontuurlijk. Niet als een spannend boek. Zelfs als een beetje saai boek. Een partij die gestaag doorgroeit en bijna ongemerkt de successen aaneenrijgt.
De beste boeken worden niet geschreven. Het beste boek staat hier op het Museumplein. Het beste boek schrijft vandaag verder aan nog weer wat zetels erbij.
In betrekkelijke stilte, zo stil als niet-mensen, zo stil als dieren.
