Vaders & zonen

April 2018, Xander Uitgevers

Twaalf confronterende portretten: van topadvocaat Gerard Spong, performer en dichter Bart Chabot, hockeycoach Marc Lammers, voorman van Racoon Bart van der Weide, voetbalcoach Alex Pastoor, schrijver Jan Siebelink, oud-wielrenner Gert Jakobs, acteur Eric Schneider (vader van Beau), Henny Vrienten, schrijver P.F. Thomése – en meer dappere vaders. Dapper, want ze gaan in gesprek met hun kinderen. Een gesprek waarin alles mag worden gezegd. Hoe beleven ze het vaderschap? En wat betekent deze invulling van het vaderschap voor hun kinderen? Maken deze vaders ongewild dezelfde fouten als hun eigen vader of kunnen ze zichzelf nog ontwikkelen tot een iets betere variant? Vaders & zonen is intiem, pijnlijk, liefdevol en inspirerend – deze vaders (van zonen én dochters) tonen zich van hun meest kwetsbare kant.

Met prachtige fotografie van Jesaja Hizkia van alle vaders en hun kinderen.

Susan Smit in Koffietijd: ‘Confronterende en ontroerende portretten, van zijn eigen vader en nog elf bekende mannen … een serie kleine romans … Jeroen beschrijft subtiel de rafelrandjes van het vaderschap … ideaal kado voor vaders en zonen.’

Volkskrant, 16 juni 2018 Jan en Jeroen Siebelink in de Volkskrant

Parool, 21 april 2018

Telegraaf, 14 april 2018

Algemeen Dagblad, 8 mei 2018

NPO Radio 5 Je dag is goed

NPO Radio 1 Langs de Lijn en Omstreken

Omroep Gelderland TV: Week van Gelderland

 

Uit Vaders & zonen:

‘… Meer dan een halve eeuw verstreek, als wolkenarmada’s boven de IJssel dreef de tijd voorbij. De schaduw der vaderen breidde zich verder en verder uit. Ook ik kreeg een zoon: Kaj. Kaj is de betachterkleinzoon van de oude boer Jan Siebelink, achterkleinzoon van tuinder Jan Siebelink en de kleinzoon van schrijver Jan Siebelink. Toen ik mijn vader belde en hem vertelde dat ik vader van een zoon was geworden en dat hij luisterde naar de naam Kaj, toonde hij zich met een korte stilte teleurgesteld, maar hield hij zich groot. ‘Kaj. Mooi. Bijna Jan. Op één letter na.’ Kaj lijkt meer op Jan dan Jeroen, maar alla. De bloedlijn was doorgetrokken.

Bijzonder, vond toch ook mijn vader. Wie weet waar hij vandaan komt, weet waar hij naartoe gaat. Je afkomst als lotsbestemming, dat zijn credo’s waar je als afstammeling iets mee zou kunnen. Als nazaat, een vooruitgeschoven post in de slagschaduw van al die sombere, tobbende, zoekende mannen die je al voorgingen in het leven. Wat moet dat worden, met zoveel rusteloos bloed? Mijn vader is bijzonder gesteld op Kaj. En vice versa. ‘Opa’ mag Kaj trouwens niet zeggen. Dan kijkt opa verbaasd om zich heen. Is er een opa hier? Hij is pas tachtig hoor. Wel knuffelt hij graag en maakt hij als een echte opa grapjes met Kaj, dezelfde flauwe grapjes die hij vroeger met mij maakte. Met een serieus gezicht en een beetje bedroefde blik. Als Kaj, vijftien jaar alweer, aan tafel even de andere kant uit kijkt, verstopt opa steevast zijn boterham met chocoladevlokken. Ook de achtentachtigste keer toont Kaj dan mededogen. Hij speelt het spel mee en lacht blozend, net als ik dat deed.

En voor het slapengaan, als Kaj en zijn broertje Teun blijven logeren, vertelt opa hen altijd hetzelfde verhaaltje. Over een lief, zacht konijn, dat in de stromende regen een vreselijk hoge berg beklimt om zijn moeder te zoeken, maar haar nooit vindt en dan in zijn holletje zacht begint te huilen en helemaal alleen doodgaat. Ik zie het aan Kajs gezicht. In Ede is het alsof hij thuiskomt. Bij mijn vader komt hij tot rust. Het is alsof hij diep vanbinnen al beseft dat hij in een soort traditie staat. Een intiem gevoel, waarbij hij, meer dan thuis in Amsterdam soms, zich omsloten weet. Als een boek waarin hij een rol speelt. Het is een gevoel dat ik ook heb gekend, als ik achter mijn vader aan het erf van mijn opa en oma in Velp op liep, langs het huis richting die droomplek in de achtertuin, waar de resten lagen van de gefailleerde kwekerij. In de stenen bedden groeiden allang geen bloemen meer, maar we renden wel achter elkaar aan en bouwden hutten. Het was een plek waar mensen om je gaven. Zomaar, omdat jij er was.

Aan de tuintafel zat je, op een stoel met een kussen met paarsblauw bloemetjespatroon. Tussen grote mensen, op een zomerse verjaarspartij, achter het verkoelende gebladerte van de uitgelopen leibomen, onder een neergelaten zonnescherm, dat alle zomerse warmte nog eens overspoelde met een weelderige oranje gloed. Je woelde je voeten in gras bespikkeld met madeliefjes, terwijl je vader hoog over je opgaf. Ooms en tantes bogen zich naar je toe. Het gevoel veilig te zijn en een beetje bijzonder. Het is een gevoel dat ik Kaj ook wil geven, maar ik weet niet of me dat lukt. Kaj is Kaj. Hij is niet Jeroen. Door zijn opa laat Kaj zich wel aanhalen, maar niet altijd door mij. Als ik wil knuffelen of stoeien, duwt hij me soms weg.

Ik wil helpen, met school, voetbal, maar als hij mijn hulp in de wind slaat, voel ik me afgewezen. Dan slaat mijn zorg om in een preek. Hij vindt mijn preken niet leuk. Zijn tweede naam is Fjodor. Hij vindt die naam vreselijk. Fjodor is afgeleid van de naam Theodor. Het betekent ‘Zoon van God’, maar toen we die naam voor hem bedachten wisten we dat nog niet. We vonden Fjodor gewoon mooi klinken. Vruchtbaar. Bij nader inzien bekomt de beladen betekenis hem ook wel, alsof het een hete aardappel is die hij van zijn voorvaderen op zijn bordje kreeg geschoven. Varkens en konijnen krenkt hij geen haar, met God of geloof wil hij niets te maken hebben, maar ik zie in hem elke dag wel iets opvlammen, een vuur waar hij geen raad mee weet en dat mij ergens aan doet denken. Hoe gingen mijn voorvaders om met hun zonen? Niet. Ze deden maar wat. En ondanks alle pedagogische kennis van nu stapel ook ik fout op fout, iets waarvoor ik hem steeds beterschap beloof. Ik denk met pijn terug aan de moeilijke momenten die ik heb beleefd, momenten waarop ik hem probeerde te bereiken met mijn liefde en zorg maar de puber in hem onuitstaanbaar was en hij grenzen overschreed en ik hem uit onmacht aan zijn oor trok. In deze onmacht zie ik de echo van de putman. Ook mijn vader verloor wel eens zijn zelfbeheersing – ik ben soms bang dat ik mijn zoon behalve liefde, veiligheid en vertrouwen nog iets anders heb doorgegeven. Iets wat niet meer valt terug te draaien. Iets wat hem steeds verder van mij verwijdert. Of lag dat al besloten in het planetenstelsel waarin we meedraaien? Ik houd me maar vast aan de momenten waarop ik hem niet afstoot, maar aantrek.

Op zijn vierde, toen hij nog geen zwemdiploma had, liep hij eens naar de kade achter ons huis. Het water is daar tien meter diep en er staat een koude stroming. Hij moet zich mijn uitdrukkelijke verbod hebben herinnerd, hij dacht aan de toorn die hij zich op de hals ging halen, maar hij bedacht zich niet en sprong. Hij klom er weer uit en liep naar huis. Druipnat stond hij voor me en zei sorry. ‘Ik weet dat ik het van jou niet mocht doen, pap, maar ik moest.’ Ik zette mijn computer uit en nam hem mee naar de snackbar en kocht twee grote ijsjes met slagroom. Aan zijn sprong maakte ik geen woord vuil. En hij genoot in stilte van zijn ijsje. Het is alsof hij door iets onontkoombaars wordt gestuurd. Een aanpak of een knuffel lijkt hem soms weinig te doen. Toch blijf ik hem knuffelen en maak ik grapjes, omdat ik zoveel van hem houd en omdat ik hem bewonder, wat niet kan voorkomen dat we af en toe een conflict hebben. Dan tergt hij me en daagt hij me uit. Hij staat op tegen zijn vader, iets wat ik mijn hele jeugd niet heb durven doen. Hij steekt onzichtbare grenzen over, wateren van vaderlijke verboden. En in plaats van trots op hem te zijn, voel ik op die momenten teleurstelling. Het maakt me soms zelfs driftig. Waarom stoor ik me aan onaangepast gedrag? Aan de taal en de wereldbeelden die hij opdoet op het schoolplein? Waarom toont hij niet louter ijver, zoals ik dat vroeger braaf deed? Waarom ben ik de vader die ik ben? …’